Over BVD

Bovine Virus Diarree (BVD)

Wat is BVD

Bovine Virusdiarree is een wereldwijd voorkomende infectieziekte bij rundvee. Het virus dat BVD veroorzaakt, behoort samen met het Borderdiseasevirus (BDV) en het Klassieke Varkenspestvirus (KVP) tot de Pestivirussen. Het BVD-virus kent twee verschillende typen:

  • BVD type 1: in Nederland worden infecties veroorzaakt door type 1 met de volgende ziekteverschijnselen: diarree, verwerpen, vruchtbaarheidsstoornissen, mastitis, luchtwegproblemen, daling melkproductie, groeivertraging, (kalver)sterfte, sterke weerstandsvermindering en geboorte van zwakke kalveren.
  • BVD type 2: infecties met type 2 zijn in het verleden een enkele keer voorgekomen in Nederland. Dit type is agressiever en veroorzaakt soms ook bloedingen, met name zwarte of bloederige diarree en bloedingen op de slijmvliezen. Besmette dieren sterven veelal binnen 48 uur.

Gevolgen

Het BVD-virus ondermijnt actief het immuunsysteem. Hierdoor worden dieren sneller ziek door andere ziekteverwekkers, waartegen vaak antibiotica moeten worden ingezet. De klinische verschijnselen van een BVD-infectie zijn onder meer afhankelijk van het feit of het dier antistoffen tegen het virus heeft. Wordt een dier voor het eerst besmet met het BVD-virus, dan kunnen klinische verschijnselen optreden en kan de vrucht worden besmet (ontstaan BVD-virusdragers). Vanaf 10 dagen na de infectie kunnen antistoffen worden aangetoond tegen het BVD-virus. Een dier dat een keer besmet is geraakt, is dus levenslang beschermd. Een herbesmetting zal veelal ongemerkt voorbijgaan: dieren die BVD-antistoffen hebben tegen het veldvirus vertonen geen ziekteverschijnselen bij een herinfectie, verwerpen niet en produceren geen BVD-virusdrager.

Bij infectie tijdens de dracht kan de vrucht worden geïnfecteerd met BVD-virus. Als dat tijdens de eerste vier maanden van de dracht gebeurt, dan zal het kalf een BVD-virusdrager zijn. Een BVD-drager scheidt, in tegenstelling tot dieren die tijdelijk besmet zijn met BVD, levenslang  continu het BVD-virus uit. Ongeveer 90 procent van de BVD-dragers sterft binnen twee jaar. Sommige BVD-dragers worden ouder. Onder volwassen vee komen dus ook BVD-dragers voor. Een kalf van een BVD-drager is zelf ook altijd een BVD-drager.

Besmettingsroute

Introductie op een bedrijf

BVD-virus kan op een bedrijf geïntroduceerd worden door:

Aanvoer van dieren:

  • aankoop van koe drachtig van BVD-virusdrager;
  • aankoop van BVD-virusdrager;
  • aankoop van geïnfecteerd rundvee.

Overige contacten:

  • contact met virusdragers of recent geïnfecteerde dieren (bijvoorbeeld in de wei, op shows en in de veewagen);
  • professionele erfbetreders en materialen.

Infografic

Onderstaande infographic is een grafische weergave van de insleep en verspreiding op bedrijfsniveau aangevuld met bestrijdingsmaatregelen.

GD BVD infographic

Verspreiding

Virus uitscheiding

De uitscheiding van het virus vindt plaats in speeksel, neusuitvloeiing, traanvocht, sperma en mest  en wordt overgedragen via diercontact, mensen en materialen. Een besmet rund scheidt doorgaans gedurende een paar dagen tot twee weken het BVD-virus uit. Afhankelijk van het aantal gevoelige dieren (dieren zonder afweerstoffen) zal het virus zich verspreiden totdat een groot deel van de dieren afweerstoffen heeft. In deze periode kunnen steeds weer drachtige dieren worden geïnfecteerd. Hieruit kunnen nieuwe BVD-virusdragers worden geboren die voor een hernieuwde virusverspreiding zorgen.

BVD-dragers

BVD-virusdragers zijn de voornaamste bron van verspreiding van BVD-virus binnen de rundveepopulatie, omdat zij voortdurend het virus uitscheiden. Een BVD-virusdrager ontstaat als de infectie van een drachtig dier plaatsvindt tijdens de eerste vier maanden van de dracht. Hoeveel dieren besmet raken hangt af van vele factoren zoals bedrijfsgrootte, scheidingen tussen leeftijdsgroepen, hygiëne, de hoeveelheid dieren die op het moment van de infectie al antistoffen heeft en in welk deel van de koppel zich een drager bevindt. Als de besmetting leidt tot de geboorte van een BVD-virusdrager, zal de infectie zich weer heel snel verder verspreiden. 

Naar schatting zijn op 10-15 procent van de rundveebedrijven in Nederland BVD-virusdragers aanwezig. Deze dieren zijn vóór de geboorte al besmet met BVD. Na de geboorte scheiden ze continu massaal virus uit en zijn ze een voortdurende besmettingsbron. Een aantal van deze virusdragers wordt geboren met afwijkingen en ongeveer 90 procent van de virusdragers sterft voordat ze 2 jaar zijn. De overgebleven 10 procent bereikt de volwassen leeftijd en kan op die manier zelf weer een BVD-virusdrager ter wereld brengen. Dit verklaart het belang van het opsporen en afvoeren van BVD-virusdragers. Alle runderen die in contact komen met een BVD-virusdrager maken de BVD-infectie door. Wanneer een rund voor de eerste keer wordt besmet met BVD, gaat het (waarschijnlijk) levenslang BVD-antistoffen aanmaken. Wordt dat rund later opnieuw besmet, dan schakelen de antistoffen het virus snel uit en zal het dier niet ziek worden.

Diagnose

Testmethoden

Om BVD aan te tonen zijn er een aantal testmethoden.

Direct door het opsporen van het BVD virus of virale componenten:

  • antigeen ELISA op serum (vanaf 1 maand oud), oorbiopten of orgaanmateriaal;
  • virus PCR op tankmelk, serum, oorbiopten of milt;
  • virus isolatie op serum en sperma;
  • genotypering PCR op serum, tankmelk en weefsel.

Indirect door het opsporen van de immuunrespons met het aantonen van antistoffen:

  • antistoffen ELISA op serum en tankmelk;
  • antistoffen ELISA titratie op serum.

Kalveren

Bij heel jonge kalveren wordt de waarschijnlijkheidsdiagnose soms al op basis van klinische verschijnselen gesteld. Met oorbiopten kunnen BVD-dragers vanaf de geboorte worden gediagnostiseerd met zowel PCR als antigeen-ELISA. Vanaf 1 maand leeftijd in serum met antigeen ELISA of (pool-)PCR. Een individuele PCR kan al vanaf de geboorte in serum worden gebruikt.

Volwassen runderen

Een acute primaire infectie bij volwassen runderen wordt aangetoond door seroconversie (omslag van bloedwaarden van seronegatief naar seropositief door de ontwikkeling van antistoffen) aan te tonen met gepaard serologisch onderzoek met tenminste drie weken tussentijd. Bij een transiente (acute) infectie is de kans dat virus aangetoond wordt in het serum heel klein. Dragers zijn opgespoord als er twee keer virus is aangetoond met drie weken tussentijd.

Abortus

Bij abortus kan de diagnose worden gesteld met virologisch en serologisch onderzoek van de vrucht of van het moederdier. De uitslag van het bloedonderzoek van het moederdier wordt als volgt beoordeeld:

  • geen antistoffen aangetoond: sluit een BVD-virusinfectie als oorzaak van het verwerpen meestal uit, een moederdier zonder BVD-antistoffen in het bloed kan wel BVD-virusdrager zijn;
  • antistoffen aangetoond: koe heeft BVD-virusinfectie doorgemaakt, het staat echter niet vast dat dit de oorzaak van verwerpen is aangezien het tijdstip van het ontstaan van de antistoffen niet altijd bekend is. Naarmate de prevalentie in Nederland afneemt kan abortusdiagnostiek steeds beter worden ingezet voor symptoomgerichte vroegdiagnostiek (zoals bij leptospirose, IBR en brucellose).

Gepaard serologisch onderzoek van het moederdier is meestal weinig zinvol, aangezien de infectie vaak al een tijd geleden heeft plaatsgevonden en het dier op het moment van verwerpen al geseroconverteerd heeft.

Verworpen vruchten

Van verworpen vruchten wordt de milt standaard onderzocht op BVD-virus met de antigeen-ELISA. Bij een positieve test wordt ter bevestiging een PCR uitgevoerd. Beoordeling van het virologisch onderzoek van de verworpen vrucht is als volgt:

  • virus aangetoond: duidt op een transplacentaire infectie van de koe;
  • geen virus aangetoond: waarschijnlijk speelt BVD geen rol. Soms is echter het gehalte aan virus te laag om aangetoond te worden (was de foetus al autolytisch of was de infectie aan het einde van de foetale periode en heeft het kalf de infectie overwonnen en afweerstoffen gemaakt).

Europa

Aanpak

Voor BVD bestaat geen Europese regelgeving, maar veel landen hebben al de BVD-bestrijding opgepakt. De landelijke bestrijdingsprogramma’s hebben een gemeenschappelijke rode draad:

  • opsporen en verwijderen van BVD-dragers;
  • reguleren van dierbewegingen voor BVD-dragers en dieren die mogelijk drachtig zijn van een BVD-drager (Trojaanse runderen);
  • toepassen van biosecuritymaatregelen, zoals een weideverbod voor BVD-dragers en het actief waarschuwen van buren en erfbetreders als er een BVD-drager is;
  • toepassen van integrale bestrijding op alle bedrijven waar kalveren worden geboren.

Er worden een paar strategieën toegepast voor het opsporen en afvoeren van BVD-dragers:

  • in korte tijd onderzoeken van alle runderen, gevolgd door een periode waarin alle nieuw geboren kalveren worden onderzocht;
  • het onderzoeken van alle nieuw geboren kalveren in oorbiopten aangevuld met bestrijdingsmaatregelen zoals het testen van moeders van gevonden dragers, een verbod op handel in dragers, het verplicht afvoeren van dragers en het waarschuwen van buurtbedrijven van bedrijven met een BVD-drager.

Stand van zaken

Onderstaande kaart geeft een overzicht van de status van de bestrijding van BVD in verschillende Europese landen op 31 mei 2017.

BVD-vrije kalverhouderij

Als Nederlandse rundveesector produceren we veilig voedsel van gezonde runderen. Daar hoort onze gezamenlijke ambitie bij om volledig vrij te worden van Bovine Virus Diarree (BVD).

Het ministerie van LNV komt in 2024 met regelgeving rond BVD (en IBR). We werken als rundveesector samen met LNV aan een werkbare invulling van deze regelgeving.

Actuele informatie

Kennisdocument voor dierenartsen

Bovine Virus Diarree (BVD) leidt tot schade op rundveebedrijven. Deze schade kan worden voorkomen door BVDV, het virus dat BVD veroorzaakt, op bedrijven uit te roeien en insleep te voorkomen. Het kennisdocument voor dierenartsen bevat informatie over het virus, de ziekte en het instrumentarium dat ter beschikking staat voor de bestrijding, om samen met de veehouder voor elk bedrijf de beste aanpak te kiezen.