FAQ BVD

Waarom is BVD-bestrijding nodig?

Bedrijfsgebonden dierziekten als BVD passen niet in de ambitie van een gezonde en duurzame veehouderij:

  • BVD tast het dierenwelzijn aan. BVD-dragers hebben geen kans op genezing, het zijn zieke dieren zonder zicht op herstel.
  • Het BVD-virus ondermijnt de algemene ziekteafweer van het dier zelf, maar zorgt ook voor nieuwe infecties die ook schadelijk kunnen zijn voor de andere dieren in de koppel. Infecties met BVD zorgen zo voor meer andere infecties, dus meer ziekte en aantasting van welzijn. BVD kan daarmee ook voor verhoogd antibioticagebruik zorgen. Bestrijding van BVD is behalve voor de rundveehouders zelf daarom indirect ook van belang voor de volksgezondheid.
  • BVD belemmert de export en handel. Nederland is omringd door veel landen met (vergevorderde) nationale programma’s om BVD-vrij te worden. Een aantal landen is al vrij. Nederland heeft een slechte concurrentiepositie voor de handel in vee ten opzichte van vrije landen.
  • BVD veroorzaakt economische schade op bedrijven.

Hoe ziet het huidige EU-beleid eruit?

De EU verplicht de bestrijding niet, maar faciliteert met de inwerkingtreding van de Animal Health Regulation op 21 april 2021, bestrijding van BVD in lidstaten wel, namelijk via Gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019. De verordening beschrijft aan welke eisen een bedrijf moet voldoen om BVD vrij te worden verklaard en om BVD-vrij te blijven. Landen kunnen op basis van deze verordening het programma laten goedkeuren door de Europese Commissie. De verordening beschrijft aan welke eisen een land of een regio moet voldoen om officieel BVD-vrij te worden verklaard. De verordening beschrijft daarmee ook onder welke voorwaarden bedrijven in landen met een goedgekeurd programma of een officiële vrijstatus dieren kunnen importeren uit andere landen. Veel Europese landen zijn Nederland voorgegaan met de bestrijding van BVD. Een overzicht van officieel vrij landen en regio’s en landen en regio’s met een goedgekeurd bestrijdingsprogramma is te vinden in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 van de Commissie van 15 april 2021. Lees verder

Wat zijn de voordelen van BVD-vrij zijn?

  • U verhoogt de gezondheidsstatus van uw bedrijf en heeft minder of geen schade door BVD en hieraan gerelateerde aandoeningen.
  • Een BVD-vrijstatus heeft meerwaarde bij verkoop van runderen en levert extra punten op bij sommige kwaliteitsprogramma’s van zuivelorganisaties.
  • De landelijke aanpak heeft ook voordelen zoals exportstatus en door een landelijke vrijstatus loopt een individueel bedrijf (veel) minder kans op herinsleep.

Hoe wordt de bestrijding van BVD gereguleerd?

Zuivelondernemingen aangesloten bij de NZO hebben in de leveringsvoorwaarden de bestrijding van BVD opgenomen en  reguleren daarmee voor hun leden/leveranciers dezelfde bestrijdingsaanpak.

SBK is voornemens in 2024 via de voorwaarden van het kwaliteitssysteem Vitaal Kalf te regelen dat vleeskalverbedrijven geen BVD-dragers meer aanvoeren of aanhouden. Dit zal ook gelden voor importkalveren uit hoog-risico gebieden. Het voornemen is de BVD-status van kalveren via het Kalf Volg Systeem KVS) beschikbaar te maken bij het ophalen en kalveren waarvan aangetoond of niet uit te sluiten is dat het dragers zijn niet mee te nemen voor opzetten in de vleeskalverhouderij. Lees verder

Inmiddels heeft het bedrijfsleven het ministerie van LNV gevraagd net als IBR ook BVD als landelijk bestrijdingsprogramma in de nationale regelgeving op te nemen. LNV heeft dit verzoek in overweging.

Welke partijen begeleiden de landelijke aanpak van BVD?

Een stuurgroep heeft besluiten over de bestrijding van BVD voorbereid. De stuurgroep bestond uit vertegenwoordigers van:

  • ZuivelNL
  • LTO-melkveehouderij
  • LTO-vleesveehouderij
  • LTO-kalverhouderij
  • Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO)
  • Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK)
  • Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV)

Besluiten over de aanpak van BVD worden sinds de start van de aanpak genomen in de ZuivelNL Themagroep Gezondheid en Welzijn Runderen (GWR) die is ingericht om sectorbreed beleid op het vlak van diergezondheid inhoud te geven. De GWR volgt daarbij de bestrijdingsaanpak zoals vastgesteld in de stuurgroep.

Waarom zijn er 4 routes om naar een BVD-vrijstatus toe te werken?

Een belangrijke reden om meerdere routes mogelijk te maken is dat daarmee veel kosten bespaard worden. In onze buurlanden is gekozen voor één route, namelijk alle geboren kalveren te laten onderzoeken op dragerschap en dragers afvoeren. Als er reden is om de aanwezigheid of de komst van een drager te vermoeden, dan is de aanpak als in de buurlanden (hier: BVD-vrij (route oorbiopten)) één van de mogelijkheden om de dragers op te sporen. Het is dan wel nodig om ook de moeders van dragers te onderzoeken op dragerschap. Via deze route duurt het lang (minimaal 34 maanden) voordat we een bedrijf vrij verklaren. Een snellere route voor deze bedrijven is alle op het bedrijf aanwezige dragers op te sporen door alle dieren op het bedrijf te onderzoeken op virus en vervolgens minimaal 10 maanden lang alle geboren kalveren te onderzoeken (BVD-vrij (route intake virus, bewaking jongvee antistoffen)).

In Nederland waren bij de start al veel bedrijven vrij of deelnemer aan het Tankmelk Onverdacht programma. Op bedrijven die al vrij zijn, maar ook op bedrijven waar het jongvee geen antistoffen heeft of waar er geen antistoffen in de tankmelk zijn, is de kans op het vinden van een drager klein. Deze bedrijven kunnen volstaan met het bewaken van de status via tankmelkonderzoek op antistoffen (BVD-vrij (route tankmelk)) of onderzoek van jongvee op antistoffen (BVD-vrij (route jongvee antistoffen)). Alleen als op deze bedrijven een ongunstig resultaat wordt gevonden, is het nodig eventueel aanwezige dragers op te sporen en moet een van de andere routes gevolgd worden.

Kan ik van elk willekeurig laboratorium gebruikmaken?

Nee, het is belangrijk dat de kwaliteit van de laboratoriumuitslagen hoog is en dat verschillende laboratoria vergelijkbare uitslagen leveren. Op verzoek van de sectorpartijen laat ZuivelNL laboratoria toe. ZuivelNL baseert zich op een beoordeling door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR, het nationaal referentielaboratorium), dat hier een protocol voor heeft ontwikkeld. Alleen uitslagen van laboratoria die zijn toegelaten door ZuivelNL kunnen worden gebruikt voor het verkrijgen en behouden van de bedrijfsstatus. ZuivelNL publiceert de lijst met toegelaten laboratoria op haar website.

Meer over de toelating van laboratoria

Wat is de rol van de dierenartsen in de bestrijding van BVD?

Rundveehouders maken gebruik van geborgde dierenartsen. Dierenartsen beschikken over de kennis van BVD en van de mogelijkheden om BVD te bestrijden, zodat ze veehouders kunnen bijstaan om de aanpak te kiezen die het beste bij het bedrijf past. Behalve deze belangrijke rol als adviseur is het nemen van bloedmonsters voorbehouden aan dierenartsen.

Waar kan ik terecht voor het verkrijgen en onderhouden van de BVD-status?

De sectorpartijen hebben Royal GD (Gezondheidsdienst voor Dieren) gevraagd bedrijfsstatussen te beheren. Wie wil deelnemen aan de bestrijding kan zich daarvoor aanmelden bij GD. Op verzoek van de sectorpartijen beheert ZuivelNL de voorwaarden op grond waar van bedrijven een status toegekend krijgen.

Hoeveel kost het om BVD-vrij te worden en die status te bewaken?

Kosten van de bestrijding van BVD zijn afhankelijk van de bedrijfsgrootte, route naar BVD-vrij en de gekozen dienstverlener (dierenartsen en laboratoria). Onderstaande bedragen (prijspeil 2018) geven een orde van grootte aan van de optelsom van kosten, waarbij is uitgegaan van een melkveebedrijf met 100 melkkoeien en 65 stuks jongvee.

  • De snelste route (1 jaar) om vrij te worden is de route ‘intake virus, bewaking jongvee antistoffen’. Kosten voor het intake gedeelte bestaan uit kosten voor monstername en diagnostiek van de te onderzoeken dieren: eenmalig €1.650, afhankelijk van de bedrijfsgrootte. Als de gebruikte tankmelk test op virus een ongunstige uitslag oplevert, komt hier nog circa €900 bij. Het bedrijf heeft ook kosten voor het beheer van de status en voor het halfjaarlijks steekproef onderzoek: circa €325 per jaar.
  • Een minder snelle route (2 jaar) om BVD-vrij te worden verloopt via de route ‘jongvee antistoffen’. Jaarlijkse kosten voor statusbeheer en steekproef bloedonderzoek bedragen circa €325. Als dit goed verloopt zijn er geen extra eenmalige kosten.
  • Een andere minder snelle route (2 jaar) om BVD-vrij te worden verloopt via de route ‘tankmelk’. Jaarlijkse kosten bestaan uit kosten voor het beheer van de status en tankmelkonderzoek: circa €130 per jaar. Als dit goed verloopt zijn er geen extra eenmalige kosten.
  • Via de route ‘oorbiopten’ is de meeste tijd nodig om BVD vrij te worden: 34 maanden minimaal. Kosten voor deze route bestaan uit kosten voor diagnostiek op oorbiopten van alle geboren kalveren en het beheer van de status: circa €1.100 per jaar, afhankelijk van de bedrijfsgrootte.

Bovenstaande kosten gelden als de route succesvol wordt doorlopen. Kosten voor bijvoorbeeld het testen van aangevoerde dieren van een lagere status en voor het testen van moeders van dragers (indien aan de orde) variëren per bedrijf en zijn buiten beschouwing gelaten.

Is het verstandig te starten met de BVD-aanpak in de melkveehouderij als niet meteen ook verplichtingen gaan gelden voor de vleesveesector?

De meeste bedrijven in de melkveehouderij zijn al vrij van het BVD virus. Het is belangrijk om de infectiedruk zo snel mogelijk te verlagen, om de kans op herinfecties omlaag te brengen. Omdat 95% van de kalveren en dus mogelijke BVD-dragers, in Nederland in de melkveehouderij worden geboren, ligt het voor de hand dat de melkveehouderij het voortouw neemt.  Door aanpak van BVD in de melkveehouderij zal de kans op herinfectie enorm worden gereduceerd.

Het risico van BVD-besmettingen vanuit de vleeskalverhouderij naar melkvee- en vleesvee bedrijven is nu al heel klein. Dat komt doordat de vleeskalveren binnen worden gehuisvest, doorgaans apart worden verzorgd en alleen worden afgevoerd naar de slacht. Bovendien is 90% van de geïmporteerde vleeskalveren afkomstig uit landen die vrij of bijna vrij zijn van BVD. Als is geregeld dat BVD-dragers niet worden aangevoerd of aangehouden in de kalverhouderij, wordt het risico verwaarloosbaar.

Vleesveehouders zullen naar verwachting meer gaan deelnemen doordat marktwerking ontstaat en door gerichte stimulering en communicatie. Nu de Europese regelgeving het mogelijk maakt om een officieel BVD-vrij status te verwerven en er ook al landen/regio’s zijn die deze status hebben verworven, of zullen verwerven, wordt het belang van een nationale aanpak groter.

Als de BVD-aanpak in de vleesveesector vrijwillig blijft, dan blijf ik als melkveehouder een risico houden om een nieuwe besmetting op te lopen. Is het rendement zonder uitzicht op uitroeiing dan nog voldoende?

Bestrijding van BVD levert altijd winst op. Het loont voor elk bedrijf om BVD ‘buiten de deur te houden’ omdat een BVD-besmetting op het bedrijf tienduizenden euro’s aan schade en kosten met zich kan meebrengen. De kans om een nieuwe infectie op te lopen zal inderdaad nog sneller dalen als alle bedrijven zouden meedoen. Door in de melkveehouderij te starten met een verplichte aanpak wordt die kans echter al wel enorm verlaagd omdat hier veruit de meest kalveren en dus BVD-dragers worden geboren.

Waarom wordt de bestrijding van BVD nu niet voor alle bedrijven verplicht?

Daarvoor is regelgeving van de overheid nodig. In het voorjaar van 2022 heeft het bedrijfsleven het ministerie van LNV gevraagd net als IBR ook BVD als landelijk bestrijdingsprogramma in de nationale regelgeving op te nemen. LNV heeft dit verzoek in overweging.

Welke diagnostiek is beschikbaar?

Om BVD aan te tonen zijn er een aantal testmethoden. Direct door het opsporen van het BVD-virus of virale componenten:

  • Antigeen ELISA op serum (vanaf 31 dagen oud) of oorbiopten
  • Virus PCR op tankmelk en serum
  • Virus isolatie op serum en sperma
  • Genotypering PCR op serum, tankmelk en weefsel

Indirect door het opsporen van de immuunrespons met het aantonen van antistoffen:

  • Antistoffen ELISA op serum en tankmelk
  • Antistoffen ELISA titratie op serum

Toepassing Kalveren

Bij heel jonge kalveren wordt de waarschijnlijkheidsdiagnose soms al op basis van klinische verschijnselen gesteld. Met oorbiopten kunnen BVD-dragers wel vanaf de geboorte worden gediagnostiseerd, met zowel PCR (vanaf geboorte) als met antigeen-ELISA (leeftijd ouder dan 1 maand).

Volwassen runderen

Een acute primaire infectie bij volwassen runderen wordt aangetoond met gepaard serologisch onderzoek met tenminste 3 weken tussentijd. Dragers worden opgespoord door virus aan te tonen. Om een primaire infectie uit te sluiten kan het virus onderzoek na 3 weken worden herhaald. Bij een primaire infectie wordt geen virus meer aangetoond; bij een drager wel.

Abortus

Bij abortus kan de diagnose worden gesteld met virologisch en serologisch onderzoek van de vrucht of van het moederdier. De uitslag van het bloedonderzoek van het moederdier wordt als volgt beoordeeld:

  • Geen antistoffen aangetoond: sluit een BVD-infectie als oorzaak van het verwerpen meestal uit, een moederdier zonder BVD-antistoffen in het bloed kan wel BVD-virusdrager zijn.
  • Antistoffen aangetoond: dit is moeilijk te interpreteren aangezien het tijdstip van het ontstaan van de antistoffen lang niet altijd bekend is. Naarmate de prevalentie in Nederland afneemt is abortusdiagnostiek echter een goed instrument voor symptoomgerichte vroegdiagnostiek (zoals bij leptospirose, IBR en brucellose).

Gepaard serologisch onderzoek van het moederdier is meestal weinig zinvol. Dit omdat de infectie vaak al een tijd geleden heeft plaatsgevonden en het dier op het moment van verwerpen al antistoffen heeft ontwikkeld.

Verworpen vruchten

Van verworpen vruchten wordt de milt standaard onderzocht op BVD-virus met de antigeen-ELISA nadat de PCR-test het virus heeft aangetoond.

Wat zeggen BVD-antistoffen in de tankmelk nou precies?

Als antistoffen tegen het BVD-virus in een tankmelkmonster worden aangetoond, betekent dit dat gemiddeld meer dan 30% van de melkgevende dieren op het bedrijf een keer een BVD-besmetting heeft doorgemaakt. Let op: dit is een gemiddelde. De spreiding is groot doordat dieren wisselende hoeveelheden melk aan de tankmelk bijdragen en er ook individuele variatie is in de hoeveelheid antistoffen die worden uitgescheiden in de melk. Het is ook mogelijk dat met een levend BVD-vaccin is gevaccineerd.

Wat is het verschil tussen een BVD-virusdrager en een dier met BVD-antistoffen?

Een BVD-virusdrager is een dier dat in de baarmoeder al is besmet. De besmetting heeft tijdens de eerste 4 maanden van de dracht plaatsgevonden. Het kalf ziet het virus niet als lichaamsvreemd doordat het immuunsysteem nog niet volledig ontwikkeld is en zal daardoor geen antistoffen tegen BVD aanmaken. Het dragerkalf heeft BVD-virus in het bloed en zal dit levenslang blijven uitscheiden en andere dieren besmetten. Daarom is het verstandig dragers zo snel mogelijk van het bedrijf te verwijderen.

Het merendeel van de BVD-virusdragers sterft binnen 2 jaar na geboorte. Het zijn dan ook vaak kalveren die het minder goed doen. Toch ogen sommige dragers volkomen gezond, worden veel ouder en brengen bij voortplanting wederom een BVD-dragerkalf voort. Deze kalveren zijn net zo goed een levenslange, continue bron van het virus en het belang om ook oudere BVD-virusdragers snel af te voeren is daarom even groot.

Een rund met antistoffen tegen BVD (bijvoorbeeld na infectie door een drager) heeft weerstand in de vorm van antistoffen opgebouwd. Een dier met BVD-antistoffen scheidt zelf geen virus meer uit en kan dus andere dieren niet besmetten. Dieren met BVD-antistoffen hoeven dan ook niet te worden afgevoerd.

Er zijn 3 mogelijkheden waarom een rund BVD-antistoffen heeft:

  • Het rund is ooit in aanraking geweest met het BVD-virus.
  • Het rund heeft antistoffen binnengekregen via de biest (maternale antistoffen), deze worden meestal gevonden bij dieren jonger dan 8 maanden.
  • Door vaccinatie.

Kan je een BVD-virusdrager behandelen?

Nee, een BVD-virusdrager heeft BVD-virus in het bloed en zal dit levenslang in grote hoeveelheden blijven uitscheiden en andere dieren besmetten. Omdat een drager het BVD-virus niet als ‘lichaamsvreemd’ ziet, heeft vaccineren van een BVD-virusdrager geen effect. Een BVD-virusdrager is de belangrijkste oorzaak voor het in stand houden van een BVD-besmetting op het bedrijf. Daarom is het verstandig dragers zo snel mogelijk van het bedrijf te verwijderen.

Kan ik bloedonderzoek op BVD-antistoffen bij het jongvee combineren met BVD-vaccinatie?

Als op uw bedrijf gevaccineerd wordt, is het heel belangrijk om de ritmiek van het bewakingsonderzoek goed in de gaten te houden. Zorg ervoor dat ongevaccineerde dieren in de juiste leeftijdscategorie (8-12 maanden) aanwezig zijn voor de jongveesteekproef. Hiermee voorkomt u extra onderzoeken en kosten.

Waarom is er geen BVD-programma dat is gebaseerd op vaccinatie?

De basis van iedere BVD-aanpak is het opsporen en verwijderen van dragers. Omdat vaccinatie geen effect heeft op al aanwezige dragers, is een BVD-programma dat uitsluitend op vaccinatie is gebaseerd niet voldoende. Daarnaast is het zo dat we goede vaccins op de markt hebben in Nederland, maar dat door allerlei redenen (individueel afweersysteem rund, administratiefouten etc.) geen enkel BVD-vaccin 100% bescherming biedt onder praktijkomstandigheden. Om te controleren of de BVD-aanpak op een bedrijf effectief is (opsporen en verwijderen van dragers en eventueel aanvullend vaccinatie) is het nodig om op ieder bedrijf de BVD-situatie te bewaken via onderzoek in één van de 4 BVD-routes.

Vaccinatie kan een goede aanvulling zijn op een BVD-programma. Let hierbij wel op dat niet alle BVD-routes goed samengaan met alle BVD-vaccins. Een en ander is afhankelijk van het soort bewakingsonderzoek, het moment van onderzoeken en het type vaccin. BVD-vaccins zijn sowieso geen markervaccins (zoals bijvoorbeeld bij IBR), waardoor de testen geen verschil kunnen maken tussen antistoffen veroorzaakt door veldvirus of vaccinvirus. Het is belangrijk om hierover te overleggen met uw dierenarts.

Waarom is het nodig alle geboren kalveren te testen als naar dragers wordt gezocht?

In de routes oorbiopten en bij de start van intake virus, bewaking jongvee antistoffen wordt door het testen van kalveren gezocht naar dragers. Als alleen aangehouden kalveren zouden worden onderzocht, wordt meer dan de helft van de dragers gemist. Hoewel die maar kort op het bedrijf zijn, is er toch veel kans dat ze een nieuwe infectie veroorzaken, met mogelijk later weer nieuwe dragers tot gevolg. In de route oorbiopten moet bovendien de moeder van een drager worden onderzocht, omdat die zelf ook drager kan zijn.

Waarom is het nuttig om alle doodgeboren kalveren en verworpen vruchten te onderzoeken op BVD-virus?

Verwerpen en doodgeboorte zijn belangrijke verschijnselen van BVD en kunnen dus wijzen op een BVD-infectie op een bedrijf. Via onderzoek op de verworpen vrucht of het doodgeboren kalf kan zo’n infectie heel vroeg worden opgespoord. Hoe eerder u een infectie oppikt, hoe meer u nog kunt doen om de schade te beperken.

Een infectie op een BVD-vrij bedrijf begint vaak klein maar in een tweede golf kunnen opeens veel meer dragers ontstaan. Als u direct na het eerste signaal (de verworpen vrucht/het doodgeboren kalf) snel handelt, bijvoorbeeld door vaccinatie en hygiënemaatregelen in te zetten, kan grote schade worden voorkomen. De verworpen vrucht/het doodgeboren kalf is natuurlijk maar kort op het bedrijf, maar op het moment van afkalven kan via de vruchtvliezen en het vruchtwater BVD-virus worden verspreid. Hierdoor is de kans reëel dat meer dieren worden besmet.

Ook in het kader van de landelijke aanpak is het wenselijk dat bedrijven met een BVD-infectie snel worden geïdentificeerd. Zo wordt voorkomen dat deze bedrijven op papier ‘vrij’ blijven en ongemerkt andere bedrijven besmetten.

Bij welke kalveren is het zinvol om BVD-virusonderzoek te doen?

Het is verstandig om alle kalveren te onderzoeken, maar afhankelijk van uw eigen bedrijfsstrategie (route) kan het variëren van alle nieuwgeboren kalveren tot alleen de kalveren die u zelf voor eigen opfok wilt aanhouden.

Ik houd geen jongvee aan en werk niet samen met een vaste jongveeopfokker. Daarbij zijn BVD-antistoffen in mijn tankmelk aangetoond. Ik kan mijn bedrijf dus niet bewaken via tankmelkonderzoek of steekproefbloedonderzoek op BVD-antistoffen bij het jongvee. Moet ik nu alle kalveren onderzoeken via oorbiopten?

Ja. Op uw bedrijf kunt u BVD alleen aanpakken door middel van oorbioptonderzoek bij alle kalveren, net zolang tot in de tankmelk geen BVD-antistoffen meer worden aangetoond. In de ons omringende landen vindt de BVD-aanpak alleen maar via oorbiopten plaats. In Nederland zijn alternatieven bedacht omdat veel bedrijven al een gunstige BVD-gezondheidsstatus hadden. Dat niet iedereen gebruik kan maken van de alternatieven is helaas onvermijdelijk.

NB:
Bedrijven die wél in een Veterinaire Eenheid samenwerken met een vaste jongveeopfokker kunnen kiezen voor het programma BVD-vrij (route jongvee antistoffen). De BVD-status wordt dan bewaakt via halfjaarlijks steekproefbloedonderzoek op BVD-antistoffen bij het jongvee.

Waarom is het nodig een vrouwelijk dier ouder dan 1 jaar afkomstig van een niet-vrij bedrijf te testen op antistoffen?

Bij deze vereiste is ervan uit gegaan dat een vrouwelijk dier ouder dan 1 jaar drachtig kan zijn. Als een rund tijdens het eerste deel van de dracht een BVD-infectie heeft doorgemaakt, dan kan het ongeboren kalf een BVD-drager zijn. Bij bloedonderzoek van een dergelijke drachtig rund wordt (behalve tijdens de infectie) geen BVD-virus aangetoond. Wel zullen vanaf ongeveer 3 weken na de infectie BVD-antistoffen worden gevonden. Daarom is het nodig om bij aanvoer of aankoop van een drachtig rund van een niet-vrij bedrijf dit te laten onderzoeken op de aanwezigheid van BVD-virus én BVD-antistoffen. Als geen BVD-virus en geen BVD-antistoffen worden aangetoond, is de kans erg klein dat het rund in de cruciale fase van de dracht (0-120 dagen) met het BVD-virus in aanraking is gekomen. Zij draagt dus hoogstwaarschijnlijk geen dragerkalf. Mochten er wel antistoffen worden aangetoond bij het dier, dan is het nodig om het kalf direct na de geboorte op BVD-virus te laten onderzoeken. Een andere mogelijkheid is om het rund nog voor het afkalven af te voeren.

Waarom is het nodig de moeder van een drager ook te testen op dragerschap?

Ongeveer 10% van de niet eerder geteste moederdieren van BVD-dragers is zelf ook een BVD-drager. Het is daarom van belang om, wanneer een kalf BVD-drager blijkt te zijn, ook het moederdier te onderzoeken. Als zij een BVD-virusdrager is, is het van belang haar ook af te voeren. Zolang het dier aanwezig blijft zullen nieuwe dieren besmet worden en duurt het langer om vrij te worden.

Wat zeggen BVD-antistoffen in de tankmelk nou precies?

Als antistoffen tegen het BVD-virus in een tankmelkmonster worden aangetoond, betekent dit dat gemiddeld meer dan 30% van de melkgevende dieren op het bedrijf een keer een BVD-besmetting heeft doorgemaakt. Let op: dit is een gemiddelde. De spreiding is groot doordat dieren wisselende hoeveelheden melk aan de tankmelk bijdragen en er ook individuele variatie is in de hoeveelheid antistoffen die worden uitgescheiden in de melk. Het is ook mogelijk dat met een levend BVD-vaccin is gevaccineerd.

Hoe weet ik dat een drachtig rund bij aankoop geen BVD-virusdrager in zich draagt?

Als een rund tijdens het eerste deel van de dracht een BVD-infectie heeft doorgemaakt, dan kan het ongeboren kalf een BVD-virusdrager zijn. Bij bloedonderzoek van een dergelijke drachtig dier wordt (behalve tijdens de infectie) geen BVD-virus aangetoond. Wel zullen vanaf ongeveer 3 weken na de infectie BVD-antistoffen worden gevonden. Advies is dus om bij aanvoer of aankoop van een drachtig dier dit te laten onderzoeken op de aanwezigheid van BVD-virus én BVD-antistoffen. Als geen BVD-virus en geen BVD-antistoffen worden aangetoond, is de kans erg klein dat het rund in de cruciale fase van de dracht (0-120 dagen) met het BVD-virus in aanraking is gekomen. Dit dier draagt dus hoogstwaarschijnlijk geen dragerkalf. Mochten bij haar wel antistoffen worden aangetoond, dan is het zinvol om het kalf direct na de geboorte op BVD-virus te laten onderzoeken. Een andere mogelijkheid is om het rund nog voor het afkalven af te voeren.

Zorg ervoor dat u runderen vóór het aanvoeren laat testen op het herkomstbedrijf en een drachtig dier met BVD-antistoffen niet aanvoert.

Gaat tankmelkonderzoek op BVD-antistoffen samen met BVD-vaccinatie?

Dat hangt ervan af of de dieren met ‘dode’ of ‘levende’ entstof gevaccineerd worden. Een rund maakt na vaccinatie met levend vaccin antistoffen aan die niet te onderscheiden zijn van ‘echte’ BVD-antistoffen. Is er dus eenmaal gevaccineerd met levend vaccin, dan zal de tankmelktest vanaf dat moment BVD-antistoffen aantonen. Hierdoor is BVD-bewaking via tankmelkonderzoek niet meer mogelijk. Als met dode entstof wordt gevaccineerd is bewaking in de tankmelk vaak wel mogelijk.

Wanneer op een bedrijf met levend vaccin wordt gevaccineerd is bewaking op BVD-antistoffen in bloed bij het jongvee mogelijk. Hiervoor moeten wel dieren worden geselecteerd die nog niet gevaccineerd zijn. Dit geldt ook voor bewaking op BVD-virus: het advies is virusonderzoek in bloed- en tankmelkmonsters te nemen vóór vaccinatie. Onderzoek naar het BVD-virus kan ook nog ná vaccinatie, zolang tussen het moment van vaccineren en het moment van monstername tenminste 3 weken tijd zit. Dieren kunnen na vaccinatie namelijk gedurende in elk geval 14 dagen een viraemie ontwikkelen, waardoor in bloed of tankmelk BVD-vaccinvirus kan worden aangetoond dat met reguliere testen niet te onderscheiden is van BVD-veldvirus.

Onderzoek op BVD-virus via oorbiopten kan een goede manier van bewaking zijn op bedrijven waar men de dieren al op jonge leeftijd wil vaccineren.

Hoe kan het dat mijn bedrijf BVD-virusvrij is, maar ik toch BVD-antistoffen in mijn tankmelk heb?

Een rund dat een BVD-besmetting heeft doorgemaakt, houdt levenslang antistoffen tegen BVD. Het kan dus zo zijn dat er geen BVD-virus meer op uw bedrijf is, maar dat (oudere) runderen nog wel antistoffen tegen het BVD-virus bij zich hebben. Ook is het mogelijk dat er dieren zijn aangekocht die BVD-antistoffen hebben. Aan de andere kant kan het Het kan echter ook zo zijn dat er wel een nieuwe BVD-infectie is binnengeslopen, maar er (nog) geen BVD-virusdragers zijn geboren.

Kan een geïnsemineerde pink met BVD-antistoffen in een koppel met een BVD-virusdrager een virusdrager ter wereld brengen?

Het gaat erom wannéér de pink antistoffen heeft ontwikkeld. Als dit vóór de inseminatie is gebeurd, dan heeft het dier de BVD-infectie vóór de inseminatie doorgemaakt en zijn er ten tijde van de risicovolle periode van de dracht voldoende antistoffen om de vrucht te beschermen.

De vraag is dus wanneer is getest op BVD-antistoffen. Zijn de antistoffen vóór de inseminatie aangetoond? Dan is duidelijk dat het virus al vóór de inseminatie op zijn retour was. Gemiddeld ontstaan BVD-antistoffen 10 tot 14 dagen na het binnenkomen van het BVD-virus. Vanaf dat moment wordt het BVD-virus opgeruimd.

Is in een later stadium getest op BVD-antistoffen? Dan blijft onduidelijk wanneer het dier de infectie heeft doorgemaakt en of op het moment van inseminatie (genoeg) antistoffen aanwezig waren. Ook voor een pink geldt: heeft ze in de eerste 120 dagen van de dracht een BVD-infectie doorgemaakt, dan kan ze een BVD-drager op de wereld zetten.

Is vaccineren zinvol als het aantal BVD-vrije bedrijven toeneemt?

Vaccinatie geeft extra bescherming en al dan niet stoppen is afhankelijk van veel factoren zoals ligging bedrijf, aanvoer van runderen, bezoekers, etc. Desgewenst kan een risicoanalyse worden gemaakt met uw dierenarts.

Ik heb per abuis 5 gevaccineerde kalveren voor de steekproef BVD-antistoffen bij jongvee getapt. Nu is deze uitslag ongunstig. Mag ik een nieuwe steekproef van 5 andere, niet-gevaccineerde kalveren insturen?

Nee, er mag geen nieuwe steekproef van niet-gevaccineerde dieren ingestuurd worden. Laboratoria kunnen geen onderscheid maken tussen antistoffen door vaccinatie of antistoffen doordat het rund met BVD-virus in aanraking is gekomen. Daarom worden alle runderen waarbij BVD-antistoffen worden aangetoond als risicovol gezien, ongeacht of ze zijn gevaccineerd. Vaccinatie kan een al geïntroduceerde infectie met BVD-virus op een bedrijf niet tegenhouden. Ook op een bedrijf waar gevaccineerd wordt kan BVD-virus geïntroduceerd worden. Daarnaast kennen we ook incidenteel voorbeelden van bedrijven die vaccineren en waar toch BVD-dragers worden gevonden.

Het is belangrijk dat signalen zoals een omslag in het jongveevenster worden opgevolgd. Het doel van de landelijke aanpak is om uiteindelijk de gehele melkveestapel in Nederland BVD-vrij te krijgen. Daarom is het nodig om ieder signaal van mogelijke BVD-viruscirculatie op te volgen, ongeacht of de dieren gevaccineerd zijn. Daarom is het ook niet mogelijk om na een ongunstige steekproef van gevaccineerde dieren nieuwe monsters van 5 andere, niet-gevaccineerde dieren in te sturen.

Na een ongunstige steekproef (minimaal 3 dieren met BVD-antistoffen) wordt het bedrijf aangestuurd voor een cohortonderzoek. Dit houdt in dat alle dieren van 1-16 maanden leeftijd op BVD-virus onderzocht moeten worden. Wanneer het cohortonderzoek tijdig en volledig wordt uitgevoerd en geen BVD-virus wordt aangetoond, dan behoudt het bedrijf de status ’observatie‘ tot de uitslag van het daaropvolgende bewakingsonderzoek, 6 maanden later (de jongveesteekproef).

Als op uw bedrijf gevaccineerd wordt is het heel belangrijk om de ritmiek van het bewakingsonderzoek goed in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat ongevaccineerde dieren in de juiste leeftijdscategorie (8-12 maanden) aanwezig zijn voor de jongveesteekproef. Hiermee voorkomt u bovengenoemde extra onderzoeken en kosten.

Kan ik de oorbiopten nemen met behulp van een gewone tang?

Nee, hiervoor is een speciale tang nodig. Neem hiervoor contact op met uw leverancier.

Waarom is verankering van BVD-bestrijding in wet- en regelgeving gewenst?

Het voordeel van bestrijding van BVD is het grootst als we de ziekte echt kunnen uitroeien. Uitroeien van deze ziekte verloopt het meest effectief als alle rundveehouders daar aan meedoen. Private kwaliteitssystemen geven de mogelijkheid om extra maatregelen op te nemen naast bestaande wet- en regelgeving, maar deelname aan een privaat kwaliteitssysteem is geen verplichting. Om te realiseren dat elke rundveehouder in Nederland deelneemt aan het nationale bestrijdingsprogramma is regelgeving van de overheid noodzakelijk.

Ik heb recent gevaccineerd tegen BVD met ‘levend’ BVD-vaccin waardoor de tankmelktest BVD-antistoffen aantoont. Ook het jongvee is gevaccineerd, dus daar worden ook antistoffen aangetoond. Ik kan mijn bedrijf dus niet bewaken via tankmelkonderzoek of steekproefbloedonderzoek bij het jongvee. Moet ik nu alle kalveren gaan onderzoeken via oorbiopten?

Als u op het moment van het uitvoeren van het steekproefbloedonderzoek geen 5 ongevaccineerde dieren hebt tussen de 8-12 maanden oud, kunt u voorlopig alleen kiezen voor oorbioptonderzoek. U kunt er wel voor zorgen dat u in de toekomst ongevaccineerd jongvee hebt door de dieren op een latere leeftijd te vaccineren. Dit ongevaccineerde jongvee kunt u gebruiken voor het steekproefbloedonderzoek op BVD-antistoffen. Tankmelkonderzoek zal de komende jaren nog niet mogelijk zijn bij het gebruik van levend BVD-vaccin.

Ik heb per abuis een hoog-risicokalf zonder BVD-virusonderzoek afgevoerd en de onderzoekstermijn is verstreken. Mag ik het kalf alsnog laten onderzoeken bij de andere veehouder?

Dit is afhankelijk van wanneer de onderzoekstermijn is verstreken. Als de onderzoekstermijn recent is verstreken dan kan het kalf alsnog worden getraceerd en worden onderzocht (voor exacte voorwaarden uitzondering 17). Mocht het al langer zijn geleden dan mag het onderzoek op BVD-virus nu niet meer plaatsvinden.

Voor BVD hebben we op dit moment 4 routes met daarbij 3 bewakingssystemen (tankmelk, jongvee antistoffen en oorbiopten). Dit is veel meer keuze dan in de ons omringende landen waar veelal alleen bewaking via oorbiopten mogelijk is. We realiseren ons dat het aanbod van meerdere BVD-routes als complex kan worden ervaren maar het heeft voordelen: veehouders kunnen de best passende route kiezen en, door een goedkope vorm van bewaking te kiezen, in heel veel gevallen veel kosten besparen. Uitgangspunt daarbij is wel dat de protocollen en dus ook de onderzoekstermijnen leidend zijn. Dit heeft meerdere redenen:

  • Voor BVD te behalen doel op landelijk niveau
  • Voorkómen van een glijdende schaal
  • Duidelijkheid en bewustwording
  • Handmatig ingrijpen in certificeringssystemen geeft kans op fouten en hogere kosten

Meer variatie in de aanpak op verschillende bedrijven leidt gezien deze redenen tot problemen. Voor uw bedrijf betekent dit nu nog minimaal 10 maanden BVD-virusonderzoek via oorbiopten van alle geboren kalveren.

Het bewakingsonderzoek is (net) buiten de tweede termijn uitgevoerd, maar wel met gunstig resultaat afgerond. Door het verstrijken van de tweede termijn is het bedrijf weer vooraan in de route BVD-vrij (intake virus, bewaking jongvee antistoffen) terechtgekomen. Kan het uitgevoerde bewakingsonderzoek niet alsnog worden goedgekeurd?

Nee, na het verstrijken van de tweede termijn kan het bewakingsonderzoek niet meer meegenomen worden voor certificering, ook al was de uitslag gunstig.

Onderzoeken binnen de vastgestelde termijnen laten uitvoeren is de basis voor een betrouwbaar en waardevol certificeringsprogramma en het toekennen van statussen. Het bewakingsonderzoek is in dit geval uitgevoerd ná het verlopen van de in het protocol vastgestelde termijnen. Dit heeft als consequentie dat we de BVD-vrijstatus niet meer kunnen borgen.

Er zijn meer dan 20 weken verstreken sinds de eerste aansturing en vanuit GD zijn meerdere herinneringen verstuurd naar de veehouder. Daarnaast worden bedrijven die vanuit een status ‘vrij’ naar ‘onbekend’ gaan in de tweede termijn benaderd door de buitendienstmedewerkers van GD. Dit om veehouders te ondersteunen om het onderzoek alsnog tijdig uit te voeren.

Ik heb dieren aangevoerd en weer afgevoerd zonder onderzoek, nu zijn de 10 maanden oorbiopten gestart. Als ik extra onderzoek laat doen kan ik bewijzen dat er geen BVD-virusinfectie rondgaat op mijn bedrijf. Kan ik op basis van extra onderzoek ontheffing krijgen voor het 10 maanden oorbiopten-onderzoek en mijn status terugkrijgen?

Dit is afhankelijk van wanneer de onderzoekstermijn is verstreken. Als de onderzoekstermijn recent is verstreken dan kan het rund alsnog worden getraceerd en worden onderzocht (voor exacte voorwaarden uitzondering 19). Mocht het al langer zijn geleden dan is dit helaas niet mogelijk. Het is nu nodig dat u nog minimaal 10 maanden BVD-virusonderzoek doet via oorbiopten van alle geboren kalveren.

BVD is bij uitstek een infectieziekte waarbij door maatwerk op individueel bedrijfsniveau een veterinair goed onderbouwde oplossing geboden kan worden met een alternatieve vorm van bewaking dan de ‘standaard’. Het accepteren van de voorgestelde uitzondering geeft ruimte aan verschillende andere casussen waarvoor buiten de protocollen om een veterinaire oplossing mogelijk is. Dat is echter geen wenselijke werkwijze omdat de uitvoer van de BVD-programma’s hierdoor onbetaalbaar en onbeheersbaar wordt.

Om duidelijkheid te creëren is bewust gekozen voor 4 BVD-routes met daarbij 3 bewakingssystemen (tankmelk, jongvee antistoffen en oorbiopten). Dit is veel meer keuze dan in de ons omringende landen waar veelal alleen bewaking via oorbiopten mogelijk is. We realiseren ons dat het aanbod van meerdere BVD-routes als complex kan worden ervaren maar het heeft voordelen: veehouders kunnen de best passende route kiezen en, door voor een goedkope vorm van bewaking te kiezen, in heel veel gevallen veel kosten besparen. Uitgangspunt hierbij is wel dat de protocollen, en dus ook de onderzoekstermijnen, leidend zijn. Dit heeft meerdere redenen:

  • Voor BVD te behalen doel op landelijk niveau
  • Voorkomen van een glijdende schaal
  • Duidelijkheid en bewustwording
  • Handmatig ingrijpen in certificeringssystemen geeft kans op fouten en hogere kosten

Meer variatie in de aanpak op verschillende bedrijven leidt gezien deze redenen tot problemen.

Kan ik bezwaar maken tegen de manier waarop het protocol in mijn geval is toegepast?

Ja, u kunt als u het niet eens bent met de uitvoering van de protocollen BVD in bezwaar gaan bij de Bezwaarcommissie IBR/BVD.